De maximumfactuur in het secundair onderwijs

Sinds de invoering van de maximumfactuur in het basisonderwijs roepen verschillende partijen en actiegroepen op om dit systeem uit te breiden naar het secundair onderwijs. In de politiek werd hierover geen consensus gevonden en verdween het onderwerp van de agenda. Sommige scholen gingen dan maar zelf experimenteren. Maar dat liep niet altijd van een leien dakje.

De kosteloze toegang tot het Vlaamse basisonderwijs ligt in feite al vast sinds 1997, en in 2001 werd de zogenaamde ‘bijdragelijst’ ingevoerd, waarmee ouders bij het begin van het schooljaar een overzicht kregen van de kosten die de school kon doorrekenen. Toch duurde het nog tot 2008 eer de maximumfactuur zoals we die nu kennen officieel werd ingevoerd in het basisonderwijs. Er geldt een ‘scherpe’ maximumfactuur voor ‘activiteiten en verplichte materialen die niet strikt noodzakelijk zijn voor de ontwikkelingsdoelen en de eindtermen’ en een minder scherpe maximumfactuur voor ‘meerdaagse extra-muros activiteiten’, lezen we op de website van Onderwijs Vlaanderen1.

Maar de leerplicht eindigt niet op 12 jaar. Er gaan dus heel wat stemmen op om dit systeem uit te breiden naar het secundair onderwijs. Vooral omdat steeds meer ouders problemen hebben om de schoolrekening te betalen. Toch blijkt dit in de praktijk niet zo evident. Niet alleen zijn er grote verschillen tussen scholen en onderwijsnetten onderling, maar ook de studierichting bepaalt in grote mate het kostenplaatje. Praktijkgerichte opleidingen brengen immers de aankoop van gespecialiseerde en vaak dure materialen met zich mee. Die grote diversiteit en de vrees dat scholen geremd zouden worden in hun activiteiten, zorgde ervoor dat rechtse en centrumrechtse partijen – met uitzondering van Vlaams Belang – tegen de invoering van een maximumfactuur waren, zoals blijkt uit de stemtest van VRT in 2019.2

Geconfronteerd met een groeiend aantal onbetaalde facturen, besloten een aantal scholen daarom zelf een maximumfactuur in te voeren. Vooral toen ze ook nog merkten dat leerlingen kozen voor ‘goedkope’ scholen of studierichtingen, in plaats van hun talenten of belangstelling te laten primeren.

Een van die scholen is het Secundair Stedelijk Onderwijs Antwerpen, waar beslist werd om aan alle ouders per schooljaar hetzelfde bedrag aan te rekenen, ongeacht de studierichting. Zo is er duidelijkheid en weten ouders vooraf welke kosten het schooljaar met zich meebrengt. Dure aankopen kunnen bovendien uitgesteld worden tot de derde graad. Als er toch nog betalingsproblemen zijn, kan de sociale dienst een extra steuntje geven. De ervaring met dit systeem is overwegend positief en wordt door iedereen gedragen. Leerkrachten zijn er zich van bewust dat ze in de loop van het schooljaar geen extra betalende activiteiten kunnen plannen of bijkomende bestellingen doen. Dit stimuleert hun creativiteit om kostenbesparende oplossingen te vinden, bijvoorbeeld door zelf maaltijden te bereiden voor meerdaagse uitstappen.

Toch blijven er een aantal knelpunten. De bindende raamcontracten met uitgeverijen van schoolboeken is er een van. De uitgeverij levert de boekenpakketten aan huis, de

ouders dienen deze cash te betalen. Voor de school vermijdt dit een pak administratief werk en problemen met bestellingen, maar het betekent ook dat wie niet kan betalen, geen boeken heeft. Sommige ouders komen bovendien bij de uitgeverij op een ‘zwarte lijst’ terecht. De school is niet altijd meteen op de hoogte van deze problemen; uit schaamte vertellen leerlingen dat ze hun boek vergeten zijn.

Uitgeverijen leveren bovendien hoofdzakelijk invulschriften aan, wat hergebruik onmogelijk maakt. Zelfs ongebruikte exemplaren worden niet teruggenomen.

Gelijke kansen in het secundair onderwijs blijft dus nog een hele uitdaging. Gelukkig zetten heel wat leerkrachten zich dagelijks in om beetje bij beetje nieuwe oplossingen te zoeken en te implementeren. Samen zetten we steeds weer een stap voorui

Close